Het idee is de wereld donkerder te maken: vleermuizen en andere dieren (zoals de mens,) lijden onder de gevolgen van lichtvervuiling. Bovendien past het in de huidige energie-crisis.

N.a.v. de VN-top over bio-diversiteit in Montreal.

Elk jaar wordt diep in bepaalde Zweedse mijnen de vleermuispopulatie geregistreerd. Elke keer dat ik deelneem aan de telling, doe ik het licht even uit in de duisternis van de berg om het unieke gevoel van stilte te ervaren. Ik ben begonnen om die ervaring uit de mijn mee te nemen naar mijn dagelijks leven. Wanneer ik de kans krijg, schakel ik even uit en ga in het donker zitten. In een fauteuil, in de tuin of in het bos. Het komt zelden voor dat de duisternis zo dicht en compact is als in de onderwereld van de mijngangen, maar een donkere kamer of een onverlicht bospad biedt dezelfde soort rust. Duisternis is een pauze van de constante stroom van indrukken, het is een visuele stilte – en een soort primitieve ervaring – in de anders te goed verlichte moderne wereld.

Voor vleermuizen is duisternis geen vorm van rust: het is essentieel. Dit dier, dat er al minstens 55 miljoen jaar ongeveer hetzelfde uitziet, is altijd een nachtdier geweest. Geen van de 1.400 vleermuissoorten die vandaag de dag leven, is gewend aan de helderste uren van de dag. Duisternis is hun veiligheid en hun zintuigen zijn dienovereenkomstig gevormd. Voor mensen is het het tegenovergestelde: we zijn dagdieren, afhankelijk van zintuiglijke indrukken; licht is onze veiligheid. Bang zijn in het donker zit diep verweven in ons genetisch en cultureel erfgoed en het is niet vreemd dat we vandaag de dag de tuinen van onze huizen, industrieterreinen en parkeerplaatsen verlichten. De mensheid heeft de dag verlengd tot voorbij de schemering en tot in de nacht, terwijl ze al die tijd degenen die de donkerste hoeken zoeken, eruit heeft geperst.

We noemen dit lichtvervuiling – het kunstmatige en ongewenste licht van onze straatverlichting en reclame dat uitstraalt naar de natuur. Al in de jaren 1880 klaagden Engelse astronomen dat de gaslichten in Londen hun nachtzicht en het vermogen om objecten in de ruimte te zien verstoorden. Dat was nog maar het begin. Minder dan een derde van de wereldbevolking kan de Melkweg zien, en in Europa zal er binnenkort een hele generatie zijn die haar nog nooit goed heeft gezien. Maar de effecten van lichtvervuiling zijn niet alleen esthetisch – het verstoort ook het natuurlijke ritme en gedrag van planten en dieren.Sinds enkele jaren hebben steeds meer wetenschappers belangstelling voor de invloed van licht op fysiologie en ecologie. We zijn begonnen aandacht te besteden aan de gevolgen van de afwezigheid van duisternis, met name bij het uitsterven van schemer- en nachtdieren, bij planten die niet worden bestoven of te vroeg uitlopen en bladeren die te laat afvallen, bij migrerende dieren die niet kunnen navigeren zonder de sterrenhemel. Naast de opwarming van de aarde, plasticvervuiling, ontbossing, lawaai en andere door de mens veroorzaakte problemen, moeten we ook dringend onze verantwoordelijkheid nemen voor de overproductie van licht.

Vogels die ’s nachts vliegen, navigeren verkeerd of botsen tegen wolkenkrabbers en stadsbomen wachten steeds langer om hun bladeren te laten vallen
We hebben allemaal de dodelijke dans gezien die op een augustusavond door motten rond een straatlantaarn wordt uitgevoerd. Nachtelijke insecten, die onder andere navigeren op maan- en sterrenlicht, worden misleid om te sturen naar het kunstlicht op hun pad. Hierdoor komen ze steeds dichter bij de lichtbron, ze draaien eromheen, en daar blijven ze, doodgaand van uitputting, van de hitte van de lamp, of ze worden het slachtoffer van roofdieren. Op grotere schaal worden niet alleen stedelijke insecten verdreven – hele ecosystemen worden vanuit het donker van de periferie naar het licht van de steden getrokken. Het fenomeen, bekend als het stofzuigereffect, is samen met bestrijdingsmiddelen en verstedelijking een van de oorzaken van de huidige insectensterfte.

Het probleem beperkt zich natuurlijk niet tot de insectenwereld. Vogels die ’s nachts vliegen, navigeren verkeerd of botsen tegen wolkenkrabbers, pas uitgekomen zeeschildpadden die gehoorzamen aan hun 200 miljoen jaar oude instinct om het lichtste punt aan de horizon te volgen, de zee in, dwalen in plaats daarvan af naar strandhotels en stadscentra. Koraaldieren die afhankelijk zijn van de fasen van de maan om te weten wanneer het tijd is om te paren, kunnen de wazige nachtelijke signalen niet goed onderscheiden. En stadsbomen wachten steeds langer om hun bladeren te laten vallen, omdat de hoeveelheid licht hen ervan overtuigt dat het nog steeds zomer is.

Voor het eerst in 2020 vermeldde de Zweedse lijst van bedreigde diersoorten de bruine grootoorvleermuis als ‘bijna bedreigd’.  Dit is mogelijk de eerste soort in het land, misschien wel de eerste in Europa, die op de lijst van bedreigde diersoorten staat vanwege lichtvervuiling. Vleermuizen leven hier vaak op kerkzolders, waar ze hun jongen baren en grootbrengen in de buurt van weelderige kerkhoven met veel voedsel in de vorm van insecten. Maar in de afgelopen 30 jaar heeft gevelverlichting de kerktorens veranderd in eilanden van daglicht.

Tegenwoordig kunnen we overal naartoe gaan en alles doen, wanneer we maar willen. Het is altijd licht. Ik hoop dat een beter begrip van wat duisternis laat gedijen – van insecten tot vleermuizen, zich naar buiten uitstrekkend tot een heel web van leven – ons ervan zal overtuigen dat de bescherming ervan een prioriteit moet zijn.

En zo niet voor andere wezens, dan wel voor onszelf: ons bioritme, onze innerlijke klok, is geëvolueerd in een tijd zonder kunstlicht. Natuurlijke cycli van licht en donker beheersen onze hormonale systemen. Het slaaphormoon melatonine wordt alleen aangemaakt als het buiten donker wordt en in het kielzog daarvan worden andere hormonen aan- en uitgeschakeld. Pas ’s nachts vinden we echte rust.

In plaats van een bedreiging of iets ongemakkelijks te zijn, moet duisternis in onze geest worden herschikt als een hulpbron en tekt als een kostbare natuurlijke habitat.

Van: Johan Eklöf, Zweedse zoöloog en auteur van The Darkness Manifesto. Dit essay is vertaald door Elizabeth DeNoma in het Engels voor The Guardian en van daar met Google Translate in het Nederlands.